Hooien in kledendracht

Hooien in kledendracht

Er zijn verschillende afbeeldingen bewaard gebleven van het hooien en hooivaren op het toenmalige eiland Marken. Het hooien was vroeger een belangrijke inkomstenbron voor de Markers. Dankzij de vruchtbare grond kon het gras per seizoen vaak twee maal worden gemaaid.
Het (onbrandbare) hooi werd na voorziening van de eigen behoefte geëxporteerd en men had over afzetmogelijkheden niet te klagen.
Vooral boeren langs de Vecht waren geïnteresseerd. Voor schippers was het hooivaren een lucratieve bezigheid. In de jaren twintig van de vorige eeuw leverde het per man ongeveer 1000 gulden op. Het betrof zo'n veertig botters, dus tel maar uit.
Het vervoer van het land naar de haven gebeurde met hooivletten, fuikenboten en binnenbootjes. Op de laatste vlet werden voor op waterplanten gezet zoals sommige afbeeldingen tonen.
Terwijl het maaiwerk vaak door maaiers uit het Gooi of Gelderland werd gedaan, waren de Marker vrouwen met name betrokken bij het zogenoemde ophooien. Zij verdienden daarmee per dag anderhalve gulden per persoon. Van's morgens acht tot 's avonds acht zwoegden zij in een speciaal hooikostuum op het land. Het hooien op Marken maakte indruk op Charles de Coster, een Franstalig auteur uit Brussel die in 1877 Marken bezocht. Over het hooien schreef hij: 'De tijd van de hooioogst is een zeer schilderachtige tijd. Alle heuvels en de glooiingen van de hoogten zijn bespikkeld met de gestalten van de vrouwen, die uit de verte bloemen lijken met hun witte hoofdtooi, hun rode of blauwe zakdoeken die eraan bevestigd zijn en als zonnescherm dienst doen, hun witte voorschoten, hun violetbruine rokken, hun zwarte kousen en hun schoenen met zilveren gespen. Niet ver van hun moeders dansen de snoezig geklede meisjes vrolijk rond'.
Het lijkt erop dat Charles de Coster met name door de Marker vrouwen werd geimponeerd; hij schrijft namelijk geen woord over de mannen en hun dracht.

JB Cookies